Betekenis van het woord go in het Nederlands

Wat betekent go in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland

go

US /ɡoʊ/
UK /ɡoʊ/
"go" picture

Werkwoord

1.

gaan

move from one place to another; travel

Voorbeeld:
I need to go to the store.
Ik moet naar de winkel gaan.
Where did he go?
Waar is hij heen gegaan?
2.

werken, functioneren

function or operate

Voorbeeld:
The car won't go.
De auto wil niet starten.
The light turned green, so we could go.
Het licht werd groen, dus we konden gaan.
3.

worden, raken

pass into a specified state or condition

Voorbeeld:
The milk has gone bad.
De melk is bedorven.
He went crazy after the accident.
Hij werd gek na het ongeluk.

Zelfstandig Naamwoord

1.

poging, beurt

an attempt or turn at something

Voorbeeld:
Have a go at solving this puzzle.
Probeer deze puzzel eens op te lossen.
It's your go.
Het is jouw beurt.

Bijvoeglijk Naamwoord

1.

klaar, gereed

ready to start; functioning

Voorbeeld:
Are you go for the presentation?
Ben je klaar voor de presentatie?
All systems are go for launch.
Alle systemen zijn klaar voor de lancering.

Uitroep

1.

gaan, kom op

used to express encouragement or to urge someone to start something

Voorbeeld:
On your marks, get set, go!
Op je plaatsen, klaar, go!
Let's go, we're going to be late!
Kom op, we zijn te laat!
Leer dit woord op Lingoland