move
US /muːv/
UK /muːv/

1.
2.
verhuizen, verplaatsen
change one's place of residence or work
:
•
We decided to move to a bigger house.
We besloten naar een groter huis te verhuizen.
•
My company is planning to move its headquarters next year.
Mijn bedrijf is van plan volgend jaar zijn hoofdkantoor te verplaatsen.
3.
1.
2.
verhuizing, verplaatsing
an act of changing one's place of residence or work
:
•
Our recent move to the countryside has been wonderful.
Onze recente verhuizing naar het platteland is geweldig geweest.
•
The company announced a major move to a new office building.
Het bedrijf kondigde een grote verhuizing naar een nieuw kantoorgebouw aan.