go in for

US /ɡoʊ ɪn fɔːr/
UK /ɡoʊ ɪn fɔːr/
"go in for" picture
1.

zich toeleggen op, kiezen voor

to choose something as a subject of study or as a career

:
She decided to go in for medicine.
Ze besloot geneeskunde te gaan studeren.
Many students go in for engineering these days.
Veel studenten kiezen voor techniek tegenwoordig.
2.

houden van, geïnteresseerd zijn in

to like or enjoy something

:
I don't really go in for modern art.
Ik houd niet echt van moderne kunst.
Do you go in for extreme sports?
Houd je van extreme sporten?
3.

deelnemen aan, meedoen aan

to take part in a competition or examination

:
Are you planning to go in for the marathon this year?
Ben je van plan deel te nemen aan de marathon dit jaar?
She decided to go in for the advanced English exam.
Ze besloot deel te nemen aan het gevorderde Engelse examen.