Engels-Nederlands Woordenboek

Betekenis van het woord travel in het Nederlands

Wat betekent travel in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland

travel

US /ˈtræv.əl/
UK /ˈtræv.əl/
"travel" picture

Werkwoord

1.

reizen, verplaatsen

to go from one place to another, typically over a distance

Voorbeeld:
•
I love to travel to new countries.
Ik hou ervan om naar nieuwe landen te reizen.
•
How long does it take to travel from London to Paris?
Hoe lang duurt het om van Londen naar Parijs te reizen?
Synoniem:
journeytourtrekroamwander
2.

zich voortbewegen, verspreiden

to move or proceed in a particular direction or at a certain speed

Voorbeeld:
•
Light travels faster than sound.
Licht reist sneller dan geluid.
•
The news traveled quickly through the town.
Het nieuws verspreidde zich snel door de stad.
Synoniem:
movegoproceedspreadcirculate

Zelfstandig Naamwoord

1.

reis, reizen

the action of going from one place to another, especially over a long distance

Voorbeeld:
•
Air travel became more affordable.
Luchtreizen werden betaalbaarder.
•
She enjoys solo travel.
Ze geniet van solo reizen.
Synoniem:
journeytripvoyageexcursiontour
Leer dit woord op Lingoland
Gerelateerd Woord:
travelertravelingtravel agenttravel sicknesstravel agencybusiness travelertravel insurance