begin

US /bɪˈɡɪn/
UK /bɪˈɡɪn/
"begin" picture
1.

beginnen, aanvangen

start; perform or undergo the first part of (an action or activity)

:
The meeting will begin at 9 AM.
De vergadering zal om 9 uur beginnen.
She decided to begin a new chapter in her life.
Ze besloot een nieuw hoofdstuk in haar leven te beginnen.
2.

beginnen, starten

have a specified starting point in space or time

:
The story begins in a small town.
Het verhaal begint in een klein stadje.
His career began in the early 2000s.
Zijn carrière begon in het begin van de jaren 2000.