go into

US /ɡoʊ ˈɪntuː/
UK /ɡoʊ ˈɪntuː/
"go into" picture
1.

ingaan, binnengaan

to enter a place or building

:
Let's go into the house, it's getting cold.
Laten we naar binnen gaan, het wordt koud.
He decided not to go into the abandoned factory.
Hij besloot de verlaten fabriek niet in te gaan.
2.

beginnen met, zich begeven in

to begin a particular job or activity

:
She decided to go into teaching after college.
Ze besloot na haar studie het onderwijs in te gaan.
He's thinking of going into business for himself.
Hij overweegt voor zichzelf te beginnen.
3.

ingaan op, uitweiden over

to discuss or examine something in detail

:
We don't have time to go into all the details now.
We hebben nu geen tijd om op alle details in te gaan.
I don't want to go into the reasons why I left.
Ik wil niet ingaan op de redenen waarom ik ben vertrokken.