distress

US /dɪˈstres/
UK /dɪˈstres/
"distress" picture
1.

nood, angst, verdriet

extreme anxiety, sorrow, or pain

:
She was in great distress after losing her job.
Ze was in grote nood na het verliezen van haar baan.
The news caused him considerable emotional distress.
Het nieuws veroorzaakte hem aanzienlijke emotionele nood.
2.

nood, gevaar, hulpbehoevendheid

a state of danger or desperate need

:
The ship sent out a distress signal.
Het schip zond een noodsignaal uit.
They were in distress and needed immediate help.
Ze waren in nood en hadden onmiddellijke hulp nodig.
1.

verontrusten, kwellen, bedroeven

cause (someone) extreme anxiety, sorrow, or pain

:
It distressed him to see his children suffering.
Het verontrustte hem om zijn kinderen te zien lijden.
The constant noise began to distress her.
Het constante lawaai begon haar te verontrusten.
2.

verouderen, verslijten, beschadigen

damage or mar the surface of (something) by making it appear older or more worn

:
The furniture was deliberately distressed to give it an antique look.
Het meubilair werd opzettelijk verouderd om het een antieke uitstraling te geven.
They sell distressed jeans with rips and faded areas.
Ze verkopen versleten jeans met scheuren en vervaagde plekken.