soothe

US /suːð/
UK /suːð/
"soothe" picture
1.

kalmeren, verzachten

gently calm a person or their feelings

:
She tried to soothe the crying baby with a lullaby.
Ze probeerde de huilende baby te kalmeren met een slaapliedje.
His words did little to soothe her anger.
Zijn woorden deden weinig om haar woede te verzachten.
2.

verzachten, verlichten

relieve or ease pain or discomfort

:
The cream helped to soothe her irritated skin.
De crème hielp haar geïrriteerde huid te verzachten.
A warm bath can soothe aching muscles.
Een warm bad kan pijnlijke spieren verzachten.