danger

US /ˈdeɪn.dʒɚ/
UK /ˈdeɪn.dʒɚ/
"danger" picture
1.

gevaar, risico

the possibility of suffering harm or injury

:
The climbers faced great danger on the icy mountain.
De klimmers stonden voor groot gevaar op de ijzige berg.
Smoking poses a serious danger to your health.
Roken vormt een ernstig gevaar voor uw gezondheid.