distressed

US /dɪˈstrest/
UK /dɪˈstrest/
"distressed" picture
1.

bedroefd, verontrust, gekweld

suffering from anxiety, sorrow, or pain

:
She was deeply distressed by the news of her friend's illness.
Ze was diep bedroefd door het nieuws van de ziekte van haar vriendin.
The lost child looked very distressed.
Het verdwaalde kind zag er erg verontrust uit.
2.

verouderd, versleten, gehavend

(of furniture, leather, or clothing) given an appearance of age and wear

:
The antique shop had many pieces of distressed furniture.
De antiekwinkel had veel verouderde meubelstukken.
He wore a pair of distressed jeans.
Hij droeg een versleten spijkerbroek.
1.

verontrusten, bedroeven, kwellen

cause (someone) to feel anxiety, sorrow, or pain

:
The constant criticism began to distress her.
De constante kritiek begon haar te verontrusten.
It distresses me to see you so unhappy.
Het verontrust me je zo ongelukkig te zien.