engage
US /ɪnˈɡeɪdʒ/
UK /ɪnˈɡeɪdʒ/

1.
betrekken, boeien, aantrekken
to occupy or attract someone's interest or attention
:
•
The story was so captivating that it fully engaged my attention.
Het verhaal was zo boeiend dat het mijn aandacht volledig vasthield.
•
It's important to engage students in the learning process.
Het is belangrijk om studenten te betrekken bij het leerproces.
2.
in contact treden, interageren
to establish a meaningful contact or connection with someone
:
•
It's important to engage with your audience.
Het is belangrijk om in contact te treden met je publiek.
•
He found it difficult to engage with his new colleagues.
Hij vond het moeilijk om contact te leggen met zijn nieuwe collega's.
3.
zich mengen in, betrekken bij
to become involved in a conversation or discussion
:
•
She refused to engage in gossip.
Ze weigerde zich te mengen in roddels.
•
He tried to engage him in a debate.
Hij probeerde hem te betrekken in een debat.
4.
5.