occupied

US /ˈɑː.kjə.paɪd/
UK /ˈɑː.kjə.paɪd/
"occupied" picture
1.

bezet, in gebruik

being used by someone

:
The bathroom is occupied.
De badkamer is bezet.
All the tables are occupied.
Alle tafels zijn bezet.
2.

bezet, bewoond

living or working in a place

:
The building has been occupied by the new tenants.
Het gebouw is betrokken door de nieuwe huurders.
The city was occupied by enemy forces.
De stad werd bezet door vijandelijke troepen.
3.

bezig, in beslag genomen

busy or engaged in an activity

:
She was fully occupied with her new project.
Ze was volledig bezig met haar nieuwe project.
He kept himself occupied with reading.
Hij hield zichzelf bezig met lezen.
1.

bezetten, innemen

to take control of a place or area, especially by military force

:
The army occupied the city.
Het leger bezette de stad.
They plan to occupy the building until their demands are met.
Ze zijn van plan het gebouw te bezetten totdat aan hun eisen is voldaan.
2.

innemen, in beslag nemen

to fill or take up (space or time)

:
The large sofa occupied most of the living room.
De grote bank nam het grootste deel van de woonkamer in beslag.
His hobbies occupy most of his free time.
Zijn hobby's nemen het grootste deel van zijn vrije tijd in beslag.
3.

bezig houden, in beslag nemen

to keep someone busy or engaged

:
The children were occupied with their toys.
De kinderen waren bezig met hun speelgoed.
His work occupies him completely.
Zijn werk houdt hem volledig bezig.