Betekenis van het woord busy in het Nederlands

Wat betekent busy in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland

busy

US /ˈbɪz.i/
UK /ˈbɪz.i/
"busy" picture

Bijvoeglijk Naamwoord

1.

druk, bezig

having a great deal to do

Voorbeeld:
I'm too busy to talk right now.
Ik ben te druk om nu te praten.
She's always busy with her projects.
Ze is altijd druk met haar projecten.
2.

bezet, druk

(of a place or telephone line) in use by someone else

Voorbeeld:
The line is busy, please try again later.
De lijn is bezet, probeer het later opnieuw.
The restaurant was very busy on Saturday night.
Het restaurant was erg druk op zaterdagavond.
3.

druk, overladen

(of a design or piece of art) having too much detail or too many colors; cluttered

Voorbeeld:
The wallpaper has a very busy pattern.
Het behang heeft een heel druk patroon.
Her outfit was a bit too busy with all those prints.
Haar outfit was een beetje te druk met al die prints.

Werkwoord

1.

bezig houden, occuperen

to occupy or keep someone engaged

Voorbeeld:
She tried to busy herself with household chores.
Ze probeerde zichzelf te bezig houden met huishoudelijke taken.
He would busy himself with his hobbies on weekends.
Hij zou zich in het weekend bezig houden met zijn hobby's.
Leer dit woord op Lingoland