relate

US /rɪˈleɪt/
UK /rɪˈleɪt/
"relate" picture
1.

verbinden, relateren

make or show a connection between

:
I can't relate these two events.
Ik kan deze twee gebeurtenissen niet verbinden.
The study aims to relate diet to health outcomes.
De studie heeft tot doel voeding te relateren aan gezondheidsresultaten.
2.

zich inleven, begrijpen

feel sympathy or empathy for someone or something

:
I can really relate to her struggles as a single mother.
Ik kan me echt inleven in haar strijd als alleenstaande moeder.
Many people relate to the character's feelings of isolation.
Veel mensen leven mee met de gevoelens van isolatie van het personage.
3.

vertellen, verslag doen van

give an account of (a story or event)

:
He began to relate the events of his journey.
Hij begon de gebeurtenissen van zijn reis te vertellen.
The witness was asked to relate what he saw.
De getuige werd gevraagd te vertellen wat hij zag.