take on
US /teɪk ɑːn/
UK /teɪk ɑːn/

1.
aannemen, op zich nemen
to undertake a task or responsibility
:
•
I can't take on any more work right now.
Ik kan nu geen extra werk aannemen.
•
She decided to take on the challenge of learning a new language.
Ze besloot de uitdaging van het leren van een nieuwe taal aan te gaan.
2.
3.
opnemen tegen, concurreren met
to fight or compete against someone or something
:
•
The small team decided to take on the giant corporation.
Het kleine team besloot het op te nemen tegen de gigantische corporatie.
•
He's ready to take on anyone who challenges him.
Hij is klaar om het op te nemen tegen iedereen die hem uitdaagt.
4.
aannemen, krijgen
to acquire a particular quality or appearance
:
•
The chameleon can take on the color of its surroundings.
De kameleon kan de kleur van zijn omgeving aannemen.
•
The new policy will take on a different meaning in practice.
Het nieuwe beleid zal in de praktijk een andere betekenis aannemen.