take on

US /teɪk ɑːn/
UK /teɪk ɑːn/
"take on" picture
1.

aannemen, op zich nemen

to undertake a task or responsibility

:
I can't take on any more work right now.
Ik kan nu geen extra werk aannemen.
She decided to take on the challenge of learning a new language.
Ze besloot de uitdaging van het leren van een nieuwe taal aan te gaan.
2.

aannemen, in dienst nemen

to employ someone

:
The company plans to take on more staff next year.
Het bedrijf is van plan volgend jaar meer personeel aan te nemen.
We need to take on someone with strong IT skills.
We moeten iemand met sterke IT-vaardigheden aannemen.
3.

opnemen tegen, concurreren met

to fight or compete against someone or something

:
The small team decided to take on the giant corporation.
Het kleine team besloot het op te nemen tegen de gigantische corporatie.
He's ready to take on anyone who challenges him.
Hij is klaar om het op te nemen tegen iedereen die hem uitdaagt.
4.

aannemen, krijgen

to acquire a particular quality or appearance

:
The chameleon can take on the color of its surroundings.
De kameleon kan de kleur van zijn omgeving aannemen.
The new policy will take on a different meaning in practice.
Het nieuwe beleid zal in de praktijk een andere betekenis aannemen.