take out
US /ˈteɪk aʊt/
UK /ˈteɪk aʊt/

1.
uitdoen, verwijderen
to remove something from a place or container
:
•
Can you please take out the trash?
Kun je alsjeblieft het afval buiten zetten?
•
She decided to take out her earrings before going to bed.
Ze besloot haar oorbellen uit te doen voordat ze naar bed ging.
2.
afsluiten, verkrijgen
to obtain something official, such as a loan, permit, or insurance
:
•
They need to take out a loan to buy the house.
Ze moeten een lening afsluiten om het huis te kopen.
•
He decided to take out a life insurance policy.
Hij besloot een levensverzekering af te sluiten.
3.
uitnodigen, uitgaan met
to invite someone to go out with you, especially on a date
:
•
He wants to take her out to dinner.
Hij wil haar uit eten nemen.
•
Are you going to take her out on a date?
Ga je haar uitvragen voor een date?
4.
uitschakelen, verslaan, vernietigen
to defeat or destroy someone or something
:
•
The army managed to take out the enemy stronghold.
Het leger slaagde erin het vijandelijke bolwerk uit te schakelen.
•
The boxer quickly took out his opponent in the first round.
De bokser schakelde zijn tegenstander snel uit in de eerste ronde.