challenge

US /ˈtʃæl.ɪndʒ/
UK /ˈtʃæl.ɪndʒ/
"challenge" picture
1.

uitdaging, uitnodiging tot strijd

a call to someone to participate in a competitive situation or fight to decide who is superior in terms of ability or strength

:
He accepted the challenge to a duel.
Hij accepteerde de uitdaging voor een duel.
The team issued a challenge to their rivals.
Het team lanceerde een uitdaging aan hun rivalen.
2.

uitdaging, moeilijkheid, probleem

a difficult task or problem; something that tests one's ability or resources

:
Learning a new language is a real challenge.
Een nieuwe taal leren is een echte uitdaging.
The project presented many technical challenges.
Het project bood veel technische uitdagingen.
1.

uitdagen, betwisten

to invite someone to engage in a contest or competition

:
He decided to challenge the champion to a boxing match.
Hij besloot de kampioen uit te dagen voor een bokswedstrijd.
The new company aims to challenge the market leader.
Het nieuwe bedrijf streeft ernaar de marktleider te uitdagen.
2.

betwisten, in twijfel trekken, aanvechten

to dispute the truth or validity of something

:
The lawyer decided to challenge the evidence presented in court.
De advocaat besloot het in de rechtbank gepresenteerde bewijs te betwisten.
She often likes to challenge conventional wisdom.
Ze houdt er vaak van om de conventionele wijsheid te betwisten.