snap

US /snæp/
UK /snæp/
"snap" picture
1.

knappen, breken

break suddenly and completely, typically with a sharp cracking sound

:
The twig snapped under his foot.
Het takje knapte onder zijn voet.
The rope snapped and the boat drifted away.
Het touw knapte en de boot dreef weg.
2.

dichtklappen, klikken

close with a sudden, sharp sound

:
The briefcase snapped shut.
De aktetas klapte dicht.
The lock snapped into place.
Het slot klikte op zijn plaats.
3.

fotograferen, een foto maken

take a photograph

:
She snapped a picture of the sunset.
Ze maakte een foto van de zonsondergang.
He likes to snap photos with his phone.
Hij maakt graag foto's met zijn telefoon.
4.

knappen, exploderen

lose one's self-control suddenly

:
She finally snapped after weeks of stress.
Ze knapte uiteindelijk na weken van stress.
He was afraid he would snap and say something he regretted.
Hij was bang dat hij zou knappen en iets zou zeggen waar hij spijt van zou krijgen.
1.

knak, klik

a sudden, sharp cracking sound or movement

:
He heard the snap of a twig.
Hij hoorde de knak van een takje.
With a quick snap, the lid came off.
Met een snelle klik kwam het deksel eraf.
2.

foto, kiekje

a photograph, especially an informal one

:
She showed me some holiday snaps.
Ze liet me wat vakantiekiekjes zien.
I took a quick snap of the landscape.
Ik maakte een snelle foto van het landschap.
1.

spontaan, gemakkelijk

done or made suddenly, without careful thought or preparation

:
It was a snap decision to go on the trip.
Het was een spontane beslissing om op reis te gaan.
The test was a snap, I finished it in minutes.
De test was een makkie, ik was er binnen enkele minuten mee klaar.
1.

abrupt, plotseling

in a sudden, abrupt manner

:
He answered snap, without thinking.
Hij antwoordde abrupt, zonder na te denken.
1.

knak, klik

used to express a sudden breaking sound or movement

:
Snap! The branch broke off.
Knak! De tak brak af.