snapshot
US /ˈsnæp.ʃɑːt/
UK /ˈsnæp.ʃɑːt/
1.
snapshot, kiekje
an informal photograph taken quickly, typically with a handheld camera or smartphone
:
•
She took a quick snapshot of the beautiful sunset.
Ze nam een snelle snapshot van de prachtige zonsondergang.
•
My phone is full of casual snapshots from my vacation.
Mijn telefoon staat vol met informele snapshots van mijn vakantie.
2.
momentopname, overzicht
a piece of information or a brief impression obtained quickly or casually
:
•
The report provides a snapshot of the current economic situation.
Het rapport geeft een momentopname van de huidige economische situatie.
•
This data gives us a valuable snapshot of customer behavior.
Deze gegevens geven ons een waardevolle momentopname van het klantgedrag.
1.
fotograferen, een kiekje nemen
to take an informal photograph quickly
:
•
He quickly snapshots the scene before it changed.
Hij maakte snel een foto van de scène voordat deze veranderde.
•
I like to snapshot moments that feel authentic.
Ik hou ervan om momenten die authentiek aanvoelen te fotograferen.