quick

US /kwɪk/
UK /kwɪk/
"quick" picture
1.

snel, vlug

moving or doing something with great speed

:
He made a quick decision.
Hij nam een snelle beslissing.
She gave a quick glance at her watch.
Ze wierp een snelle blik op haar horloge.
2.

kort, spoedig

done or happening in a short time

:
Let's have a quick lunch.
Laten we een snelle lunch nemen.
I need a quick answer.
Ik heb een snel antwoord nodig.
3.

intelligent, scherpzinnig

learning or understanding things quickly

:
She has a quick mind.
Ze heeft een snel verstand.
He's very quick at solving problems.
Hij is erg snel in het oplossen van problemen.
1.

snel, vlug

in a rapid manner; quickly

:
Come quick!
Kom snel!
He ran as quick as he could.
Hij rende zo snel als hij kon.