pick up

US /pɪk ʌp/
UK /pɪk ʌp/
"pick up" picture
1.

oprapen, ophalen

to lift something or someone up

:
Can you pick up the fallen leaves in the yard?
Kun je de gevallen bladeren in de tuin oprapen?
She went to pick up her child from school.
Ze ging haar kind van school ophalen.
2.

oppikken, leren

to learn something new, often informally or by experience

:
He managed to pick up some Spanish while traveling.
Hij slaagde erin om wat Spaans op te pikken tijdens het reizen.
I quickly picked up how to use the new software.
Ik pikte snel op hoe ik de nieuwe software moest gebruiken.
3.

aantrekken, verbeteren

to improve or increase

:
Business has really started to pick up recently.
De zaken zijn de laatste tijd echt aangetrokken.
The wind began to pick up in the afternoon.
De wind begon 's middags aan te trekken.
4.

opmerken, opvangen

to notice or become aware of something

:
Did you pick up on his nervousness during the presentation?
Heb je zijn nervositeit tijdens de presentatie opgemerkt?
The microphone was able to pick up faint sounds.
De microfoon kon zwakke geluiden opvangen.
5.

opnemen, beantwoorden

to answer a telephone call

:
Could you please pick up the phone?
Kun je alsjeblieft de telefoon opnemen?
I tried calling, but no one picked up.
Ik probeerde te bellen, maar niemand nam op.