sense
US /sens/
UK /sens/
1.
zintuig, gevoel
a faculty by which the body perceives an external stimulus; one of the faculties of sight, smell, hearing, taste, and touch
:
•
Our five senses help us understand the world.
Onze vijf zintuigen helpen ons de wereld te begrijpen.
•
She has a keen sense of smell.
Ze heeft een scherp reukvermogen.
2.
gevoel, besef
a feeling that something is the case
:
•
I had a strange sense of foreboding.
Ik had een vreemd voorgevoel.
•
There's a strong sense of community here.
Er is hier een sterk gemeenschapsgevoel.
3.
gevoel, begrip
a practical understanding or ability
:
•
He has a good sense of direction.
Hij heeft een goed richtingsgevoel.
•
She showed great common sense in handling the crisis.
Ze toonde veel gezond verstand bij het omgaan met de crisis.
4.
betekenis, zin
the meaning of a word, phrase, or situation
:
•
What is the true sense of this poem?
Wat is de ware betekenis van dit gedicht?
•
In a broad sense, we are all connected.
In brede zin zijn we allemaal verbonden.