increase
US /ɪnˈkriːs/
UK /ɪnˈkriːs/

1.
toenemen, vergroten, stijgen
become or make greater in size, amount, or degree
:
•
The population of the city continues to increase.
De bevolking van de stad blijft toenemen.
•
We need to increase our efforts to finish the project on time.
We moeten onze inspanningen vergroten om het project op tijd af te krijgen.
1.
toename, stijging, verhoging
an instance of growing or making greater in size, amount, or degree
:
•
There has been a significant increase in sales this quarter.
Er is een aanzienlijke toename van de verkoop dit kwartaal geweest.
•
The company announced a price increase for its products.
Het bedrijf kondigde een prijsverhoging aan voor zijn producten.