recover
US /rɪˈkʌv.ɚ/
UK /rɪˈkʌv.ɚ/
1.
herstellen, bijkomen
return to a normal state of health, mind, or strength
:
•
It took her a long time to recover from the illness.
Het duurde lang voordat ze herstelden van de ziekte.
•
The economy is slowly beginning to recover.
De economie begint langzaam te herstellen.
2.
terugvinden, terugkrijgen
find or regain possession of (something lost or stolen)
:
•
Police managed to recover the stolen jewels.
De politie slaagde erin de gestolen juwelen te terugvinden.
•
He went back to the house to recover his wallet.
Hij ging terug naar huis om zijn portemonnee te terugvinden.