Betekenis van het woord crash in het Nederlands

Wat betekent crash in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland

crash

US /kræʃ/
UK /kræʃ/
"crash" picture

Zelfstandig Naamwoord

1.

crash, botsing

an accident in which a vehicle hits something, causing damage or injuries

Voorbeeld:
There was a serious car crash on the highway.
Er was een ernstige autocrash op de snelweg.
The plane made an emergency landing after a mechanical crash.
Het vliegtuig maakte een noodlanding na een mechanische storing.
2.

klap, dreun

a sudden loud noise made by something falling or breaking

Voorbeeld:
We heard a loud crash from the kitchen.
We hoorden een luide klap uit de keuken.
The thunder made a sudden crash.
De donder maakte een plotselinge klap.
3.

crash, ineenstorting

a sudden and severe fall in the price or value of something

Voorbeeld:
The stock market experienced a major crash.
De aandelenmarkt kende een grote crash.
The housing market is heading for a crash.
De huizenmarkt stevent af op een crash.

Werkwoord

1.

crashen, botsen

to hit something hard, causing damage or injury; to have an accident in a vehicle

Voorbeeld:
The car crashed into a tree.
De auto botste tegen een boom.
He crashed his bike on the way home.
Hij crashte zijn fiets op weg naar huis.
2.

klappen, dreunen

to make a sudden loud noise

Voorbeeld:
The thunder crashed loudly.
De donder dreunde luid.
Plates crashed to the floor.
Borden klapten op de vloer.
3.

crashen, vastlopen

for a computer or system to stop working suddenly

Voorbeeld:
My computer crashed in the middle of saving the document.
Mijn computer crashte midden in het opslaan van het document.
The server crashed due to an overload.
De server crashte door overbelasting.
4.

neerploffen, in slaap vallen

to go to sleep quickly, especially when very tired

Voorbeeld:
After a long day, I just want to go home and crash.
Na een lange dag wil ik gewoon naar huis en neerploffen.
He was so exhausted he just crashed on the sofa.
Hij was zo uitgeput dat hij gewoon op de bank neerplofte.

Bijvoeglijk Naamwoord

1.

crash-, spoed-

involving or caused by a crash

Voorbeeld:
They conducted a crash investigation.
Ze voerden een crashonderzoek uit.
The company implemented a crash course for new employees.
Het bedrijf implementeerde een spoedcursus voor nieuwe medewerkers.

Bijwoord

1.

met een klap, met een dreun

with a sudden loud noise

Voorbeeld:
The glass fell crash to the floor.
Het glas viel met een klap op de grond.
Leer dit woord op Lingoland