impact

US /ˈɪm.pækt/
UK /ˈɪm.pækt/
"impact" picture
1.

inslag, botsing, impact

the striking of one thing against another; collision

:
•
The impact of the car against the tree was severe.
De inslag van de auto tegen de boom was hevig.
•
The meteor's impact created a large crater.
De inslag van de meteoor creëerde een grote krater.
:
collisioncrashsmashstrikehit
2.

impact, invloed, gevolg

a marked effect or influence

:
•
His speech had a powerful impact on the audience.
Zijn toespraak had een krachtige impact op het publiek.
•
The new policy will have a significant impact on the economy.
Het nieuwe beleid zal een aanzienlijke impact hebben op de economie.
:
effectinfluenceconsequencerepercussionresult
1.

beïnvloeden, raken, treffen

to have a strong effect on someone or something

:
•
The new regulations will impact small businesses.
De nieuwe regelgeving zal kleine bedrijven beïnvloeden.
•
His decision could seriously impact their future.
Zijn beslissing kan hun toekomst ernstig beïnvloeden.
:
affectinfluencebear uponhitstrike