wreck
US /rek/
UK /rek/

1.
verwoesting, wrak
the destruction or damaging of something
:
•
The storm caused a lot of wreck along the coast.
De storm veroorzaakte veel verwoesting langs de kust.
•
The car was a complete wreck after the accident.
De auto was een complete wrak na het ongeluk.
2.
3.
wrak, uitgeput persoon
a person who is physically or mentally exhausted or in a very bad state
:
•
After working 16 hours, I was a complete wreck.
Na 16 uur werken was ik een compleet wrak.
•
The stress of the job turned him into a nervous wreck.
De stress van de baan maakte hem een nerveus wrak.
1.
2.
doen vergaan, laten stranden
cause (a ship) to be wrecked
:
•
The storm wrecked the ship on the rocks.
De storm verwoestte het schip op de rotsen.
•
Poor navigation can easily wreck a vessel.
Slechte navigatie kan een vaartuig gemakkelijk verwoesten.