put on

US /pʊt ɑːn/
UK /pʊt ɑːn/
"put on" picture
1.

aantrekken, opzetten

to dress oneself in something

:
She decided to put on her favorite dress for the party.
Ze besloot haar favoriete jurk voor het feest aan te trekken.
He always puts on a brave face, even when he's scared.
Hij zet altijd een moedig gezicht op, zelfs als hij bang is.
2.

aanzetten, inschakelen

to cause a device or system to operate

:
Can you put on the kettle for some tea?
Kun je de waterkoker aanzetten voor wat thee?
Please put on the lights; it's getting dark.
Doe alsjeblieft de lichten aan; het wordt donker.
3.

aankomen, gewicht toenemen

to gain weight

:
He's been putting on weight since he stopped exercising.
Hij is aangekomen sinds hij gestopt is met sporten.
It's easy to put on a few pounds during the holidays.
Het is gemakkelijk om een paar kilo aan te komen tijdens de feestdagen.
4.

opvoeren, presenteren

to stage or present a show, play, or performance

:
The local theater group will put on a new play next month.
De lokale theatergroep zal volgende maand een nieuw toneelstuk opvoeren.
They put on a fantastic show for the children.
Ze voerden een fantastische show op voor de kinderen.
5.

bedriegen, voor de gek houden

to deceive or trick someone

:
Don't try to put on an act with me; I know what you're doing.
Probeer geen act met mij op te voeren; ik weet wat je doet.
He was just putting on a show to impress his boss.
Hij deed alleen maar een show op om zijn baas te imponeren.