turn on

US /tɜːrn ɑːn/
UK /tɜːrn ɑːn/
"turn on" picture
1.

aanzetten, inschakelen

to start the flow or operation of something by means of a switch, button, or other control

:
Could you please turn on the lights?
Zou je alsjeblieft de lichten willen aandoen?
I need to turn on my computer to check emails.
Ik moet mijn computer aanzetten om e-mails te controleren.
2.

aanzetten, opwinden

to excite or stimulate (someone), especially sexually

:
That song always turns her on.
Dat liedje zet haar altijd aan.
His intelligence really turns me on.
Zijn intelligentie zet me echt aan.
3.

zich keren tegen, aanvallen

to attack or become hostile toward (someone or something)

:
The dog suddenly turned on its owner.
De hond viel plotseling zijn baasje aan.
The crowd turned on the speaker after his controversial remarks.
De menigte keerde zich tegen de spreker na zijn controversiële opmerkingen.