conduct

US /kənˈdʌkt/
UK /kənˈdʌkt/
"conduct" picture
1.

gedrag, verloop, beheer

the manner in which an organization or activity is managed or directed

:
•
The conduct of the meeting was very professional.
Het verloop van de vergadering was zeer professioneel.
•
His conduct during the investigation was exemplary.
Zijn gedrag tijdens het onderzoek was voorbeeldig.
:
behaviormanagementdirectionhandlingoperation
1.

uitvoeren, leiden

organize and carry out

:
•
The police are conducting an investigation.
De politie voert een onderzoek uit.
•
They plan to conduct a survey of customer satisfaction.
Ze zijn van plan een enquête naar klanttevredenheid uit te voeren.
:
carry outperformexecutemanagedirect
2.

dirigeren

direct the performance of (a musical work)

:
•
The maestro will conduct the orchestra.
De maestro zal het orkest dirigeren.
•
She learned to conduct a choir at a young age.
Ze leerde op jonge leeftijd een koor dirigeren.
:
directleadorchestratemanage
3.

geleiden

transmit (a form of energy such as heat or electricity) or allow it to pass through

:
•
Copper wires conduct electricity very well.
Koperdraden geleiden elektriciteit erg goed.
•
Water can conduct heat efficiently.
Water kan warmte efficiënt geleiden.
:
transmitcarryconveychannel
:
conductance