handling
US /ˈhænd.lɪŋ/
UK /ˈhænd.lɪŋ/
1.
afhandeling, behandeling
the manner in which something is dealt with
:
•
The company's handling of the crisis was widely criticized.
De afhandeling van de crisis door het bedrijf werd breed bekritiseerd.
•
He showed great skill in the handling of the delicate equipment.
Hij toonde grote vaardigheid in de bediening van de delicate apparatuur.
2.
aanraking, behandeling
the action of touching, feeling, or manipulating with the hands
:
•
Avoid direct handling of the chemicals without gloves.
Vermijd direct aanraken van de chemicaliën zonder handschoenen.
•
The careful handling of the ancient artifact preserved its integrity.
De zorgvuldige behandeling van het oude artefact behield de integriteit ervan.
3.
wegligging, besturing
the ease with which a vehicle or machine can be controlled
:
•
The car's excellent handling made driving on winding roads a pleasure.
De uitstekende wegligging van de auto maakte rijden op bochtige wegen een plezier.
•
The new model boasts improved handling and responsiveness.
Het nieuwe model beschikt over verbeterde handling en responsiviteit.