transmit

US /trænsˈmɪt/
UK /trænsˈmɪt/
"transmit" picture
1.

overdragen, verzenden, uitzenden

cause (something) to pass on from one place or person to another

:
The disease can be transmitted through contaminated water.
De ziekte kan worden overgedragen via besmet water.
The data was transmitted wirelessly to the central server.
De gegevens werden draadloos verzonden naar de centrale server.
2.

uitzenden, verzenden, doorsturen

broadcast or send out (an electrical signal or a radio or television program)

:
The radio station began to transmit its new program.
Het radiostation begon zijn nieuwe programma te uitzenden.
Satellites are used to transmit signals across the globe.
Satellieten worden gebruikt om signalen over de hele wereld te verzenden.