channel

US /ˈtʃæn.əl/
UK /ˈtʃæn.əl/
"channel" picture
1.

kanaal

a band of frequencies for a specific purpose, such as broadcasting television or radio

:
•
What channel is the news on?
Op welk kanaal is het nieuws?
•
The show is broadcast on a different channel every week.
De show wordt elke week op een ander kanaal uitgezonden.
:
frequencybandstation
2.

kanaal, waterweg

a passage for water or other liquids to flow through

:
•
The river flows into a narrow channel.
De rivier stroomt in een smal kanaal.
•
They dug a new drainage channel.
Ze groeven een nieuw afwateringskanaal.
:
ductconduitpassagewaterway
3.

kanaal, richting, weg

a course or direction in which something may be directed

:
•
He tried to direct her thoughts into a more positive channel.
Hij probeerde haar gedachten in een positiever kanaal te leiden.
•
All communications must go through the proper channels.
Alle communicatie moet via de juiste kanalen verlopen.
:
avenuemeansroutemedium
1.

kanaliseren, leiden

to direct something into a particular path or direction

:
•
The government is trying to channel funds into education.
De regering probeert fondsen naar onderwijs te kanaliseren.
:
directguideroutesteer
2.

kanaliseren, uitdrukken

to express or direct (energy, emotion, etc.) through a particular medium or outlet

:
•
She learned to channel her anger into creative work.
Ze leerde haar woede te kanaliseren in creatief werk.
•
The artist tried to channel the spirit of the ancient masters.
De kunstenaar probeerde de geest van de oude meesters te kanaliseren.
:
expressconveytransmitmanifest
:
distribution channelcommunication channelchannel management