operation

US /ˌɑː.pəˈreɪ.ʃən/
UK /ˌɑː.pəˈreɪ.ʃən/
"operation" picture
1.

operatie, ingreep

an act of surgery performed on a patient

:
The patient underwent a successful heart operation.
De patiënt onderging een succesvolle hartoperatie.
She needs an operation on her knee.
Ze heeft een operatie aan haar knie nodig.
2.

werking, gebruik, functie

the action of functioning or being active

:
The machine is now back in full operation.
De machine is nu weer volledig in werking.
The new system will be in operation next month.
Het nieuwe systeem zal volgende maand in gebruik zijn.
3.

operatie, actie, missie

a planned series of actions for a specific purpose

:
The police launched a major operation to catch the criminals.
De politie lanceerde een grote operatie om de criminelen te vangen.
Military operations are often complex and dangerous.
Militaire operaties zijn vaak complex en gevaarlijk.
4.

activiteiten, bedrijfsvoering, zaken

a business or company

:
The company's overseas operations are expanding.
De overzeese activiteiten van het bedrijf breiden uit.
He manages the daily operations of the restaurant.
Hij beheert de dagelijkse activiteiten van het restaurant.