tell
US /tel/
UK /tel/

1.
vertellen, zeggen
to communicate information, a story, or a message to someone by speaking or writing
:
•
Can you tell me your name?
Kun je me je naam vertellen?
•
She likes to tell stories to her grandchildren.
Ze houdt ervan om verhalen aan haar kleinkinderen te vertellen.
2.
onderscheiden, herkennen
to distinguish or discern something
:
•
I can't tell the difference between the two.
Ik kan het verschil tussen die twee niet zien.
•
You can always tell a true friend.
Je kunt altijd een echte vriend herkennen.