instruct

US /ɪnˈstrʌkt/
UK /ɪnˈstrʌkt/
"instruct" picture
1.

instrueren, onderwijzen

to teach someone a subject or skill

:
She will instruct the new employees on company policies.
Zij zal de nieuwe medewerkers instrueren over het bedrijfsbeleid.
The coach instructed the team on new strategies.
De coach instrueerde het team over nieuwe strategieën.
2.

opdragen, bevelen

to give someone an order or direction

:
The judge instructed the jury to consider all the evidence.
De rechter instrueerde de jury om al het bewijs in overweging te nemen.
I was instructed to wait here until further notice.
Ik kreeg instructies om hier te wachten tot nader order.