project

US /ˈprɑː.dʒekt/
UK /ˈprɑː.dʒekt/
"project" picture
1.

project, plan

an individual or collaborative enterprise that is carefully planned and designed to achieve a particular aim

:
The team is working on a new software project.
Het team werkt aan een nieuw softwareproject.
She presented her science project to the class.
Ze presenteerde haar wetenschapsproject aan de klas.
1.

projecteren, voorspellen

estimate or forecast (something) on the basis of present trends or data

:
Analysts project a significant increase in sales next quarter.
Analisten projecteren een aanzienlijke stijging van de verkoop volgend kwartaal.
The company projects a profit of $5 million this year.
Het bedrijf projecteert een winst van $5 miljoen dit jaar.
2.

werpen, uitsteken, projecteren

throw or cast (something) forward or outward

:
The cannon projected the ball a great distance.
Het kanon wierp de bal een grote afstand.
The light from the lighthouse projected across the dark sea.
Het licht van de vuurtoren projecteerde over de donkere zee.
3.

projecteren, uitstralen

present or promote (a particular view or image) to an audience

:
He tried to project an image of confidence.
Hij probeerde een beeld van zelfvertrouwen te projecteren.
The company wants to project an eco-friendly image.
Het bedrijf wil een milieuvriendelijk imago projecteren.