calculate
US /ˈkæl.kjə.leɪt/
UK /ˈkæl.kjə.leɪt/
1.
berekenen, uitrekenen
determine (the amount or number of something) mathematically
:
•
Can you calculate the total cost?
Kun je de totale kosten berekenen?
•
We need to calculate the area of the room.
We moeten de oppervlakte van de kamer berekenen.
2.
inschatten, evalueren
assess the risks or effects of (a course of action) in advance of taking it
:
•
It's important to calculate the risks before investing.
Het is belangrijk om de risico's te berekenen voordat je investeert.
•
He calculated his chances of success.
Hij berekende zijn kansen op succes.