launch
US /lɑːntʃ/
UK /lɑːntʃ/
1.
lanceren, starten
to start or set in motion (an activity or enterprise)
:
•
The company plans to launch a new product next quarter.
Het bedrijf is van plan om volgend kwartaal een nieuw product te lanceren.
•
They decided to launch a new marketing campaign.
Ze besloten een nieuwe marketingcampagne te starten.
2.
lanceren, afschieten
to send (a missile, spacecraft, or other object) on its course or into the air or water
:
•
NASA will launch a new satellite next month.
NASA zal volgende maand een nieuwe satelliet lanceren.
•
The submarine was ready to launch its torpedoes.
De onderzeeër was klaar om zijn torpedo's te lanceren.
1.
lancering, start
an act or instance of launching something
:
•
The launch of the new smartphone was highly anticipated.
De lancering van de nieuwe smartphone werd met spanning afgewacht.
•
The rocket's launch was delayed due to bad weather.
De lancering van de raket werd uitgesteld vanwege slecht weer.