Betekenis van het woord own in het Nederlands

Wat betekent own in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland

own

US /oʊn/
UK /oʊn/
"own" picture

Bijvoeglijk Naamwoord

1.

eigen

having something as one's property; belonging to oneself

Voorbeeld:
I have my own car.
Ik heb mijn eigen auto.
She made the dress with her own hands.
Ze maakte de jurk met haar eigen handen.

Werkwoord

1.

bezitten, eigenaar zijn van

to possess something

Voorbeeld:
Do you own this house?
Bezitten jullie dit huis?
The company owns several properties in the city.
Het bedrijf bezit verschillende panden in de stad.
2.

toegeven, erkennen

to admit or acknowledge that something is true or valid

Voorbeeld:
He had to own up to his mistakes.
Hij moest zijn fouten toegeven.
She wouldn't own that she was wrong.
Ze wilde niet toegeven dat ze fout zat.

Bijwoord

1.

alleen, zelfstandig

used to emphasize that someone or something belongs to or is connected with a particular person or thing

Voorbeeld:
He lives on his own.
Hij woont alleen.
She wants to do it on her own.
Ze wil het alleen doen.
Leer dit woord op Lingoland