individual
US /ˌɪn.dəˈvɪdʒ.u.əl/
UK /ˌɪn.dəˈvɪdʒ.u.əl/
1.
individu, persoon
a single human being as distinct from a group, class, or family
:
•
Every individual has the right to express their opinion.
Elk individu heeft het recht om zijn mening te uiten.
•
The teacher gave each individual student personalized feedback.
De leraar gaf elke individuele student persoonlijke feedback.
1.
individueel, afzonderlijk
single; separate
:
•
The artist painted each leaf with individual brushstrokes.
De kunstenaar schilderde elk blad met individuele penseelstreken.
•
Each apartment has its own individual entrance.
Elk appartement heeft zijn eigen individuele ingang.
2.
individueel, uniek
having a distinctive character; unique
:
•
Her painting style is very individual.
Haar schilderstijl is zeer individueel.
•
He has a very individual approach to problem-solving.
Hij heeft een zeer individuele benadering van probleemoplossing.