company

US /ˈkʌm.pə.ni/
UK /ˈkʌm.pə.ni/
"company" picture
1.

bedrijf, onderneming

a commercial business

:
•
She works for a large software company.
Ze werkt voor een groot softwarebedrijf.
•
The company announced record profits this quarter.
Het bedrijf kondigde recordwinsten aan dit kwartaal.
:
firmbusinesscorporationenterpriseorganization
2.

gezelschap, samen zijn

the fact or state of being with another person or people

:
•
I enjoy your company.
Ik geniet van jouw gezelschap.
•
She prefers to be in the company of friends.
Ze is liever in het gezelschap van vrienden.
:
companionshipfellowshippresenceassociation
3.

gezelschap, groep

a group of people, especially performers

:
•
The dance company performed beautifully.
Het dansgezelschap trad prachtig op.
•
He joined a touring theater company.
Hij sloot zich aan bij een reizend theatergezelschap.
:
troupeensemblegroupband
:
for companymultinational companyprivate companylimited companyinsurance companycompany carfinance company