stir

US /stɝː/
UK /stɝː/
"stir" picture
1.

roeren

move a spoon or other implement around in (a liquid or other substance) in order to mix it thoroughly

:
She stirred her coffee with a spoon.
Ze roerde haar koffie met een lepel.
Remember to stir the soup occasionally to prevent burning.
Vergeet niet de soep af en toe te roeren om aanbranden te voorkomen.
2.

bewegen, roeren

move or cause to move slightly

:
A gentle breeze stirred the leaves.
Een zacht briesje roerde de bladeren.
He didn't stir from his seat.
Hij roerde niet van zijn plaats.
3.

opwekken, beroeren

arouse strong feeling or emotion in (someone)

:
The speech stirred the crowd to action.
De toespraak bracht de menigte in beweging.
His words stirred a sense of hope in her.
Zijn woorden wekten een gevoel van hoop in haar op.
1.

beweging, opschudding

a movement or a disturbance

:
There was a slight stir in the audience.
Er was een lichte beweging in het publiek.
The news caused quite a stir in the community.
Het nieuws veroorzaakte nogal wat opschudding in de gemeenschap.