motion

US /ˈmoʊ.ʃən/
UK /ˈmoʊ.ʃən/
"motion" picture
1.

beweging

the action or process of moving or being moved

:
The car came to a sudden stop, throwing us forward with the motion.
De auto stopte abrupt, waardoor we door de beweging naar voren werden geworpen.
He made a sudden motion with his hand.
Hij maakte een plotselinge beweging met zijn hand.
2.

motie, voorstel

a formal proposal put to a legislature or committee

:
The council passed a motion to increase public transport funding.
De raad nam een motie aan om de financiering van het openbaar vervoer te verhogen.
The lawyer filed a motion to dismiss the case.
De advocaat diende een motie in om de zaak te seponeren.
1.

gebaren, wenken

make a gesture to someone in order to tell them to do something

:
She motioned for him to come closer.
Ze gebood hem dichterbij te komen.
The police officer motioned for the traffic to stop.
De politieagent gebood het verkeer te stoppen.