hike
US /haɪk/
UK /haɪk/

1.
2.
stijging, verhoging
a sharp increase, especially in prices
:
•
There was a sudden hike in gas prices.
Er was een plotselinge stijging van de gasprijzen.
•
The company announced a pay hike for all employees.
Het bedrijf kondigde een loonverhoging aan voor alle werknemers.
1.
wandelen, trekken
to walk a long distance, especially in the country or wilderness
:
•
They plan to hike the Appalachian Trail next summer.
Ze zijn van plan om volgend jaar zomer de Appalachian Trail te wandelen.
•
We decided to hike to the waterfall.
We besloten naar de waterval te wandelen.
2.
verhogen, opdrijven
to increase (a price, amount, etc.) sharply
:
•
The company decided to hike the prices of its products.
Het bedrijf besloot de prijzen van zijn producten te verhogen.
•
The government might hike taxes next year.
De overheid zou volgend jaar de belastingen kunnen verhogen.