surge
US /sɝːdʒ/
UK /sɝːdʒ/

1.
golf, stroom
a sudden powerful forward or upward movement, especially by a crowd or by a natural force such as the tide
:
•
A sudden surge of water broke through the dam.
Een plotselinge golf water brak door de dam.
•
There was a surge of people towards the stage.
Er was een toestroom van mensen naar het podium.
2.
stijging, toename
a sudden large increase, typically a temporary one
:
•
There has been a recent surge in demand for electric vehicles.
Er is recentelijk een sterke stijging in de vraag naar elektrische voertuigen geweest.
•
The company experienced a surge in profits last quarter.
Het bedrijf kende vorig kwartaal een sterke stijging van de winst.
1.