hang on

US /hæŋ ɑːn/
UK /hæŋ ɑːn/
"hang on" picture
1.

wachten, vasthouden

to wait for a short time

:
Can you hang on a minute? I'll be right with you.
Kun je even wachten? Ik ben zo bij je.
Hang on, I think I left my wallet inside.
Wacht even, ik denk dat ik mijn portemonnee binnen heb laten liggen.
2.

vasthouden, zich vastklampen

to hold tightly to something

:
Hang on to the railing, it's slippery.
Houd je vast aan de reling, het is glad.
She told him to hang on tight as they rode the roller coaster.
Ze zei hem dat hij zich goed moest vasthouden terwijl ze in de achtbaan zaten.
3.

volhouden, zich handhaven

to continue to do something or to continue to exist, especially in a difficult situation

:
Despite the challenges, they managed to hang on.
Ondanks de uitdagingen wisten ze zich te handhaven.
The company is trying to hang on during the economic downturn.
Het bedrijf probeert zich te handhaven tijdens de economische neergang.