endure
US /ɪnˈdʊr/
UK /ɪnˈdʊr/

1.
doorstaan, verdragen
suffer (something painful or difficult) patiently
:
•
She had to endure a long period of illness.
Ze moest een lange periode van ziekte doorstaan.
•
The team had to endure harsh weather conditions during the expedition.
Het team moest barre weersomstandigheden doorstaan tijdens de expeditie.