pause

US /pɑːz/
UK /pɑːz/
"pause" picture
1.

pauze, onderbreking

a temporary stop in action or speech

:
•
There was a brief pause in the conversation.
Er was een korte pauze in het gesprek.
•
He pressed the pause button on the remote.
Hij drukte op de pauzeknop op de afstandsbediening.
:
breakhaltinterruptionrespitecessation
1.

pauzeren, onderbreken

to stop for a short time before going on

:
•
She paused to catch her breath.
Ze pauzeerde om op adem te komen.
•
The speaker paused for effect before continuing.
De spreker pauzeerde voor het effect voordat hij verderging.
:
stophaltbreakhesitateinterrupt