delay

US /dɪˈleɪ/
UK /dɪˈleɪ/
"delay" picture
1.

vertragen, uitstellen

make (someone or something) late or slow

:
•
Traffic will delay your arrival.
Verkeer zal uw aankomst vertragen.
•
The flight was delayed due to bad weather.
De vlucht werd vertraagd door slecht weer.
:
postponedeferput offhold updetain
2.

aarzelen, uitstellen

hesitate or be reluctant to do something

:
•
She did not delay in accepting the offer.
Ze aarzelde niet om het aanbod te accepteren.
•
He would not delay in taking action.
Hij zou niet aarzelen om actie te ondernemen.
:
hesitatelingerprocrastinatestalldrag one's feet
1.

vertraging, uitstel

a period of time by which something is deferred or postponed

:
•
There was a slight delay in the flight schedule.
Er was een lichte vertraging in het vluchtschema.
•
We experienced a long delay at the airport.
We hebben een lange vertraging op de luchthaven ervaren.
:
postponementdefermenthold-upsetbackhiatus